Sinds de inwerkingtreding van de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) heeft een medewerker zelfs bij ontslag binnen een maand na indiensttreding recht op de transitievergoeding. Hoe werkt de berekening van de vergoeding in zo’n situatie? Sinds de invoering van de WAB op 1 januari 2020 ontstaat het recht op de transitievergoeding vanaf de eerste dag van de arbeidsovereenkomst. Een medewerker hoeft hiervoor dus niet meer minstens 24 maanden in dienst te zijn. Bovendien wordt de transitievergoeding niet meer op halve dienstjaren afgerond.
Deze wijzigingen uit de WAB betekenen dat je ook een transitievergoeding moet betalen als je al snel na indiensttreding de samenwerking weer beëindigt, bijvoorbeeld in de proeftijd. Voor de berekening van de vergoeding bij een arbeidsovereenkomst die minder dan een maand duurde, is – tegelijk met de invoering van de WAB – het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding gewijzigd.
Transitievergoeding over totale bedrag aan loon
Als er geen vaste arbeidsduur per maand is overeengekomen, geldt dat je voor de hoogte van de transitievergoeding het gemiddelde aantal gewerkte uren per maand moet berekenen. Dit doe je in principe over de twaalf maanden die voorafgaan aan het einde van de arbeidsovereenkomst.
Over een contract dat korter dan een maand heeft geduurd, kan je geen gemiddelde arbeidsduur per maand berekenen. Daarom is in het besluit opgenomen dat als de duur van het dienstverband korter dan een maand is, je de vergoeding moet berekenen over het totale bedrag aan brutoloon en looncomponenten dat je aan de werknemer tijdens de arbeidsovereenkomst hebt betaald. Aangezien je de looncomponenten al vaststelt voor de eindafrekening, hoef je geen ingewikkelde extra berekening te maken voor de transitievergoeding.
Voorbeeld van berekening transitievergoeding
In de toelichting op de wijziging van het besluit is een eenvoudig rekenvoorbeeld opgenomen van een medewerker die drie dagen (24 uur in totaal) als invaller heeft gewerkt, voor € 20 per uur en een vakantiebijslag van 8%. Het brutoloon bedraagt (24 x 20 = €480). Daar komt de vakantiebijslag (0,08 x 480 = € 38,40) bij. Het totale bedrag aan brutoloon en looncomponenten is dan € 518,40. Voor de transitievergoeding bereken je een derde van het loon per maand (1/3 x 518,40 = 172,80). Daarna deel je dit bedrag door 12 maanden (172,80 / 12) = € 14,40. Hoewel de uitkomst geen hoog bedrag is, zal je dit wel als transitievergoeding moeten uitbetalen.